
Gerben van Geest is ZZP-er en als aquatisch ecoloog verbonden aan de Radboud Universiteit. Voor de Ecologische Autoriteit was hij betrokken bij een groot aantal NDA’s, onder andere op de Waddeneilanden. Daarnaast werkte hij mee aan de factsheet “Instandhouding van vogel- en habitatrichtlijnsoorten” die de Ecologische Autoriteit net heeft gepubliceerd. ‘Ik kan me voorstellen dat mensen deze factsheet ingewikkeld vinden. Misschien moeten we er een video bij maken waarin je ook concrete cases kan laten zien. Want dan gaat het meestal pas echt leven.’
‘Ik voel me in de eerste plaats een veldbioloog. Al van jongs af aan ben ik geïnteresseerd in de natuur. Dat begon eerst met vogels, en daarna zijn daar planten en insecten bijgekomen. Later ben ik de studie biologie gaan doen, en heb ik mij gespecialiseerd in aquatische ecologie. Ik ben vooral geïnteresseerd in de processen die het voorkomen van soorten bepalen. Wat zeggen soorten over veranderingen in het gebied en invloeden van buitenaf? Welke factoren zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de overvloedige groei van pijpenstrootje in heidevelden, of de woekering van één soort waterplant in een watergang? Welke trends kan je zien? En als die trends ongewenst zijn, hoe kun je het tij dan keren?’
Je moet het samen doen
Je doet een onderzoek naar de staat van een gebied het liefst met een aantal experts bij elkaar. Omdat het achterhalen van de oorzaken vaak kennis vanuit meerdere disciplines vergt, zoals biogeochemie en ecohydrologie. Dat is het goede aan de Ecologische Autoriteit, dat je altijd met meerdere experts van verschillende disciplines samenwerkt. Op deze manier krijg je een volledig beeld van een gebied, wat nodig is voor een gedegen toetsing van een natuurdoelanalyse. En zo zijn we met deze factsheet ook aan de slag gegaan. Met een groepje experts zijn we samen gaan kijken: hoe analyseer je een gebied om vast te stellen of, en zo nee, hoe je dan wél aan die vogel- en habitatrichtlijnen kan voldoen. Want het is belangrijk om aan de Europese regels te voldoen. Ik vanuit mijn aquatisch ecologische kennis en Rob Vogel vanuit zijn enorme kennis over vogels, Tim Termaat als landschapsecoloog en Henk Siepel voor dier- en systeemecologie. Onder leiding van een voorzitter en een medewerker van de Ecologische Autoriteit. Ieder geeft vanuit zijn eigen expertise input aan het proces, dit gaat in goede harmonie en we komen er ook altijd uit.’
Richtlijnen
De factsheet is geen gemakkelijke materie. Een gebied kan bijvoorbeeld voor vogels aangewezen zijn als foerageergebied (Voedsel) of broedgebied (Voortplanting) of rustgebied (Veiligheid) en daarvoor moet dat gebied bepaalde eigenschappen bezitten. Dat is één. Soms is een gebied ook voor meerdere vogels met verschillende functies aangewezen. Dat maakt het al ietsje ingewikkelder. En dan heb je de Europese verslechteringsverboden, dus je moet naar trends op zoek. Hoe waren de eigenschappen toen het gebied werd aangewezen en hoe staat het er nu voor wat betreft soorten, water, bodem en invloeden van buitenaf. En hoe kun je dat zien? Hoe gunstig, of ongunstig pakken die vervolgens uit voor de vogelsoorten die komen broeden of foerageren of overnachten?’
In een notendop
Er staat een mooi plaatje in de factsheet die in een notendop laat zien hoe je dat methodologisch aanpakt. In essentie kijk je eerst naar de gebiedsdoelen van de aangewezen soorten. Dan onderzoek je de trends: hoe heeft het gebied zich in de afgelopen jaren ontwikkeld, en welke invloed heeft dit gehad op de trends van de soorten? De verklaringen voor deze trends kunnen afkomstig zijn uit een Landschapsecologische Systeem Analyse (LESA), maar vaak levert deze analyse niet de benodigde informatie. Veel soorten stellen namelijk specifieke eisen aan hun leefomgeving die niet vanuit een LESA kunnen worden gehaald. Denk bijvoorbeeld aan recreatiedruk, Daarom leg je de ecologische vereisten van soorten naast die van de huidige situatie, en bepaal je of voldaan wordt aan deze eisen. De vier V’s (voedsel, veiligheid, voortplanting en verplaatsing) zijn hierbij een handig hulpmiddel. Dit leidt dan (meestal) tot de constatering van een aantal knelpunten en verstoringen van buitenaf. Heb je al die informatie over doelen, trends, de onderzoeksresultaten van de LESA en de huidige situatie ten aanzien van ecologische eisen van soorten op een rij, dan kun je de benodigde maatregelen definiëren om de knelpunten in het gebied op te lossen.
Geen exacte wetenschap
Bij het achterhalen van knelpunten moet je wel altijd je gezonde verstand blijven gebruiken. Dit betekent dat het niet altijd nodig is om de benodigde informatie voor alle vier V’s in detail te achterhalen. Voor het Haringvliet bijvoorbeeld is de vissoort Fint aangewezen als habitatrichtlijnsoort. Naast een vrije migratie tussen de rivier en de Noordzee heeft deze soort een geleidelijke brakwaterzone nodig als paai- en opgroeigebied. Een gesloten Haringvlietdam vormt een duidelijk knelpunt voor deze soort, omdat dit zowel de migratie belemmert (“Verplaatsing”) als ook de vorming van een brakwaterzone tegengaat (“Voortplanting”). Voor deze soort heeft het weinig zin om in detail de huidige voedselbeschikbaarheid te bestuderen. Dit is niet alleen omdat dit waarschijnlijk minder belangrijk is, maar ook omdat de voedselbeschikbaarheid zal wijzigen na (gedeeltelijke) openstelling van de Haringvlietdam. En hiernaast speelt ook de benodigde omvang van het leefgebied een belangrijke rol, omdat deze ook sterk kan variëren tussen soorten.
Helder en navolgbaar
Wij hebben echt geprobeerd om de factsheet zo kort, helder en navolgbaar mogelijk op te schrijven. Maar bedenk dat het gewoon ook ingewikkelde materie is. Ik werk zelf altijd graag met voorbeelden. Dus je zou deze factsheet ook kunnen aanvullen met voorbeelden uit de praktijk, bijvoorbeeld op de website. Voorbeelden maken inhoudelijke kennis letterlijk meer beeldend, en op deze manier blijft kennis beter hangen. Er staan overigens wel een paar voorbeelden in trouwens. Over die grote modderkruiper bijvoorbeeld, maar je kunt dat voor andere soorten met nieuwe aanvullen. Je zou ook, ja ik zit nu gewoon een beetje te brainstormen, op de website een reactiemogelijkheid bij die factsheet kunnen creëren. Daar kunnen mensen dan vragen stellen. En je zou eens in de zoveel tijd dan een expertgroepje bij elkaar kunnen roepen, of misschien kunnen de medewerkers van de Ecologische Autoriteit dat zelf wel, om die vragen te beantwoorden. Misschien kunnen beheerders daar ook hun ervaringen met deze aanpak delen waardoor je een soort learning community creëert.
Over leren gesproken: het is altijd heel leerzaam om aan dit soort trajecten mee te doen. Ik dacht best wel vaak dat je aan een LESA wel genoeg zou hebben om een landschap goed te snappen en te analyseren. Maar sinds ik aan deze factsheet heb meegewerkt begrijp ik dat je er dan nog niet bent. Door gebruik te maken van ecologische vereisten van soorten, en die te vergelijken met de huidige situatie, krijg je inzicht in knelpunten voor soorten van de vogel- en habitatrichtlijn. De vier V’s zijn hierbij een belangrijk hulpmiddel.
PS: Gerben heeft onlangs aan een standaardwerk meegeschreven over waterplanten. Het boek ‘Waterplanten en waterkwaliteit’ geeft een grondig en actueel overzicht van de kennis over dit onderwerp. Deze kennis is de afgelopen decennia vele malen succesvol toegepast bij het ecologisch herstel van wateren. Het boek is onmisbaar voor aquatisch ecologen, docenten, studenten, en water- en natuurbeheerders in Nederland en België.
Broekhuis | Waterplanten en waterkwaliteit, Gerben van Geest ; Fons Smolders ; Jan Roelofs