5040
De Zouweboezem is een gegraven boezemgebied dat  diende als opvang van het overtollige water uit de omliggende polders. Het gebied bestaat uit open water, riet- en zeggemoerassen, wilgengrienden en elzenbroekbos. De Zouweboezem is het kleinste 'Belangrijke Vogelgebied' van Nederland, met als voornaamste broedvogel de Purperreiger. Voor de habitatrichtlijn is het gebied van belang vanwege de grote populatie grote modderkruiper, waarop de Purperreigers foerageren. Het deel van de Polder Achthoven dat binnen de begrenzing ligt, bevat een aanzienlijke oppervlakte blauwgrasland, tegenwoordig een zeldzaam begroeiingstype in het veenweidegebied. Belangrijk broedgebied van soorten van rietmoeras, geïnundeerde kruidenvegetaties en drijvende-waterplanten vegetaties.

Hoofdpunten uit het advies

Het Natura 2000-gebied Zouweboezem is ontstaan rond een in de 14e eeuw door mensen gegraven boezemgebied dat diende als opvang van het overtollige water uit de omliggende polders. Het gebied bestaat uit open water, riet- en zeggemoerassen, blauwgraslanden, wilgengrienden en elzenbroekbos. Het gebied is ook belangrijk voor vogels. Uit de eerste analyse blijkt dat het redelijk gaat met de natuur in deze gebieden, maar dat er wel knelpunten zijn in het gebied. Verslechtering kan niet overal worden uitgesloten. Het gebied is erg klein en niet goed verbonden met andere natuur. Het gebied is bovendien afhankelijk van voldoende water van goede kwaliteit en gevoelig voor een teveel aan stikstof.

De NDA stelt maatregelen voor om het watersysteem te verbeteren en het Natuur Netwerk Nederland te versterken, zodat de nu kleine stukjes waardevolle natuur met elkaar verbonden worden. Voor behoud van de natuur zijn de maatregelen aan het watersysteem, het voortzetten van het huidige uitgekiende beheer, het uitbreiden van waardevolle natuur binnen het gebied en het beter verbinden van het natuurgebied met andere naar oordeel van de Ecologische Autoriteit natuur essentieel.

De stelling in de NDA dat stikstof een probleem vormt, moet nog beter worden onderbouwd. Door het uitgekiende beheer gaat het nu redelijk goed met het gebied. Toch zijn er wel tekenen van vergrassing te zien in het veld. Langdurige overbelasting met stikstof kan ervoor zorgen dat de bodem verandert en minder geschikt wordt voor de beoogde natuur. De NDA gaat hier nog niet voldoende op in, maar kondigt wel onderzoek naar de bodemgesteldheid. De Ecologische Autoriteit onderschrijft het belang van dit onderzoek om de effecten van stikstof beter te onderbouwen.

De Ecologische Autoriteit ziet dat de provincie Utrecht over het algemeen een complete, logisch opgebouwde NDA heeft opgesteld. Op een belangrijk punt moet de conclusie over het habitattype blauwgraslanden aangepast worden. Als de data uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) wordt
betrokken vanaf het moment van aanmelden, blijkt dat blonde zegge, een gebiedseigen soort die bij uitstek hoort bij blauwgraslanden, vroeger voorkwam maar nu helemaal is verdwenen. Deze soort is gevoelig voor verstoringen van de waterkwaliteit en de invloed van stikstof. Daarom moet de conclusie zijn dat de blauwgraslanden al zijn verslechterd en dat snel maatregelen nodig zijn. Ook wordt in de NDA toekomstige stikstofreductie al meegenomen bij de conclusies terwijl nog onzeker is of en hoe die moet worden gerealiseerd. Bovendien beschrijft de NDA weliswaar een groot aantal goede maatregelen, het geschatte effect per maatregel is niet gespecificeerd. Hierdoor is niet helder welke maatregelen relatief de meeste ecologische winst opleveren en welke maatregelen nodig zijn om de doelen te halen.

Samenvattend: De Ecologische Autoriteit ziet dat er al veel maatregelen genomen worden in de gebieden, maar ook dat nieuwe, aanvullende maatregelen nodig zijn voor voldoende herstel van natuur. De Ecologische Autoriteit adviseert de natuurdoelanalyses te verbeteren met aanvullende informatie over met name bodem zodat goede besluiten genomen kunnen worden in het gebiedsprogramma. Tegelijk moet niet gewacht worden met maatregelen tot alle kennis compleet is. Een aantal knelpunten en oorzaken zijn duidelijk. De Ecologische Autoriteit adviseert om daar nu al tot actie over te gaan.
 

Overige gegevens

Betrokken overheden

Provincie Utrecht (voortouwnemer)
Waterschap Rivierenland

Overige betrokken partijen

Zuid-Hollands Landschap

Samenstelling werkgroep

dr. Wilfried ten Brinke
drs. Marieke van Rhijn (voorzitter)
ing. Celine Roodhart
prof. dr. Lisette de Senerpont Domis
drs. Willemijn Smal (secretaris)
ing. Eddy Wymenga

Regio: Utrecht


Natura 2000-gebied: Zouweboezem


Landschapstype: Rivierenlandschap


Natuurtype: N02 Rivieren, N04 Stilstaande wateren, N10 Vochtige schraalgraslanden, N14 Vochtige bossen